Vermijdbare verwarring
Centraal staat de nabootsing die een vermijdbare verwarring sticht. Nabootsing wordt (bijna) altijd aangenomen, wanneer de producten op elkaar lijken. Toch zou de omstandigheid dat ‘ze op elkaar lijken’ niet doorslaggevend moeten zijn. Het gaat immers om (nodeloze) verwarring. Die zie je niet op tafel voor je, maar die zie je in de markt. En dan is voor de beoordeling daarvan het uitgangspunt ook nog de totaalindruk die bepalend is voor het product en de beschouwing door een weinig oplettend kopend publiek, dat de beide producten meestal niet naast elkaar ziet.
Hoezo: verwarring?
Dirk Visser stelt in zijn oratie ‘Het ABC van iedere IE-inbreuk; Het Belang van de Rest van de Markt’ (p. 31), dat er alleen sprake kan zijn van nodeloos gevaar voor verwarring tussen C en B als B zich enigszins onderscheidt van de rest van de markt A. ‘Immers, anders zou het publiek bij het zien van C, evengoed aan A kunnen denken en dus niet specifiek aan B. En daarmee is er dus geen sprake van verwarring met B.’ De vaststelling van die ‘markt’ vormt echter vaak het probleem bij een beoordeling door een rechter.
Neem nou ... punaises
Het favoriete voorbeeld van Stöpetie is ‘punaises’. Een nieuwe, niet bijzonder gevormde punaise C lijkt wel heel veel, maar niet nodeloos verwarringwekkend veel op punaise B, omdat hij namelijk even veel lijkt op punaise A, talloze punaises A zelfs.