Prestatiebescherming

Een andere vorm van ongeoorloofde mededinging betreft de zogenaamde prestatiebescherming. Je kunt in de concurrentiestrijd immers ook ‘profiteren’ van immateriële prestatie van een ander.

Dirk Visser over prestatiebescherming

Prof. mr. D.J.G. Visser (UL) (fragment 2004)

Begrippen in beeld

In het arrest Holland Nautic/Decca gaat de Hoge Raad (26 juni 1986, ECLI:HR:1986:AD7158, NJ 1897/191), na in hoeverre immateriële prestaties op grond van art. 6:162 BW beschermd kunnen worden.

Voor zover er sprake is van zogenoemde aanvullende werking van art. 6:162 BW kan de vraag ook worden geformuleerd als de zogenoemde ‘reflexwerking’ van het geschreven recht. De vraag is dan of de rechter rekening moet houden met het bestaan van een geschreven norm (i.c. een bijzondere wet op het gebied van intellectuele rechten, bijvoorbeeld de Octrooiwet of de Auteurswet) bij zijn beoordeling van de in acht te nemen zorgvuldigheid.

De Hoge Raad (BIE 1986/10; Holland Nautic/Decca) verwoordde dat als volgt: ‘Daarbij past in zoverre terughoudendheid dat de rechter door deze vraag bevestigend te beantwoorden en, [...] , op grond daarvan het verhandelen van de radio-ontvangers van Holland Nautic te verbieden, aan Decca een bescherming biedt die niet wezenlijk verschilt van die waarvan zij zou hebben geprofiteerd indien zij zich ter bescherming van het DNS op octrooirechten zou hebben kunnen beroepen of zich anderszins zou hebben kunnen baseren op schending van een absoluut intellectueel eigendomsrecht. Ontbreekt een dergelijk absoluut recht dan is bij een stand van zaken als zich hier voordoet voor een vergelijkbare bescherming via het recht van de ongeoorloofde mededinging in beginsel ten minste vereist, dat wordt geprofiteerd van een prestatie van dien aard dat zij op één lijn valt te stellen met die welke toekenning van een dergelijk recht rechtvaardigen. (...) Tegen de achtergrond van het beginsel van vrijheid van handel en bedrijf wettigt de omstandigheid dat het bedrijf van Decca zo is ingericht dat zij de voor het voortzetten daarvan benodigde inkomsten uitsluitend kan verkrijgen door verhuur van bepaalde toestellen, op zichzelf niet een ander te verbieden, soortgelijke toestellen te verkopen tegen een prijs die aankoop van zo’n toestel aantrekkelijker maakt dan huren van Decca: een ieder draagt het risico van de wijze waarop hij zijn bedrijf heeft ingericht’.