Nationaal octrooisysteem
De ROW 1995 kent ten opzichte van het Europees Octrooiverdrag een sterk vereenvoudigde procedure in de artikelen 24 t/m 39 ROW 1995. Nederlandse octrooien worden onder het regime van de Rijksoctrooiwet 1995 niet langer vooraf van overheidswege volledig op hun inhoudelijke waarde getoetst. Er wordt dus niet vooraf bekeken of het een uitvinding is, of die nieuw en inventief is, en of die industrieel toepasbaar is. De materiële toetsing van de op deze wijze ‘verleende’ (eigenlijk alleen maar: ‘geregistreerde’) octrooien gebeurt door de rechter, die uiteindelijk - achteraf - zal moeten beoordelen of aan de eisen voor octrooieerbaarheid, met name wat betreft uitvindingshoogte en nieuwheid, is voldaan.
De Nederlandse octrooiprocedure
Octrooiverlening is in Nederland een administratieve handeling geworden die geen inhoudelijke beoordeling meer vergt. Het is een registratie-systeem met slechts controle op formele vereisten. We spreken ook wel van registratie- of stempel-octrooien.
Hieronder zie je de Nederlandse octrooiprocedure in schema.
Wel een nieuwheidsonderzoek
Het Nederlandse Bureau voor octrooiverlening (Octrooicentrum) verleent de aanvrager octrooi ongeacht de inhoud van het nieuwheidsonderzoek, zodra de aanvrage in het register is ingeschreven (art. 33 ROW 1995). Het nieuwheidsonderzoek is om verschillende redenen (toch) van belang: het geeft informatie aan de aanvrager en aan derden over de nieuwheid van de uitvinding en is tevens vereist om een rechtsvordering te kunnen instellen of om een dwanglicentie te kunnen krijgen.