Wettelijke beperkingen
Het monopolie van de maker wordt door de auteurswet ingeperkt door een aantal wettelijke beperkingen. De wettelijke beperkingen staan in de artikelen 15-25a Aw. Zij dienen verschillende doelen.
Veel situaties zouden in de dagelijkse praktijk inbreuk op het auteursrecht vormen wanneer er geen beperkingen zouden gelden. In Nederland en veel andere (continentale) landen staan de beperkingen limitatief in de auteurswet. In Engeland en Amerika bijvoorbeeld geldt er respectievelijk een ‘fair dealing’ en een ‘fair use’ voor het gebruik van een auteursrechtelijk beschermd werk door een ander; daar gelden dus open normen.
Waarom zijn er beperkingen
Er zijn enkele grondwettelijk geïnspireerde beperkingen terzake van informatievrijheid (art. 10 EVRM en art. 7 Gw) en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De artikelen 15 Aw (vrije nieuwsgaring), artikel 15a Aw (citaatrecht) en artikel 16b Aw (eigen oefening, studie of gebruik) hebben betrekking op een aantal situaties waarin het overnemen van auteursrechtelijk beschermd werk in beperkte mate is toegestaan. Je kunt het best de artikelen zelf lezen om te zien welke eisen gesteld worden.
Er zijn verder beperkingen die beogen een marktfalen op te lossen. En er zijn beperkingen die voortvloeien uit het algemeen belang. Ook het portretrecht (art. 19-21 Aw) is een beperking van het auteursrecht (van de maker van het portret).
Beperkingen in het kort
Parodie (voorbeeld)
Thuiskopie
Vrije nieuwsgaring (art. 15 Aw)
Citaatrecht (art. 15a Aw)
Eigen studie of gebruik (art. 16 Aw) (voorbeeld)
Portretrecht (art. 19-21 Aw) (voorbeeld)
Geen gesloten systeem
Het systeem van wettelijke beperkingen is geen gesloten systeem: ook als een derde iets met het werk van een ander doet dat niet in de lijst met wettelijke beperkingen staat, kan de rechter dat toestaan (er is dan dus geen auteursrecht-inbreuk). Voorbeeld: een verkoper mag auteursrechtelijk beschermde verpakkingen afbeelden in een reclamefolder, ondanks het feit dat daar geen afzonderlijke wettelijke beperkingen voor bestaat. Dat mag alleen weer niet als de rechthebbende er schade door ondervindt (HvJEG 4 november 1997, Dior-Evora)