Wat is het kwekersrecht?

Het kwekersrecht kan op aanvrage worden verkregen voor een nieuw ras van een cultuurgewas. Het geeft de houder van het recht in beginsel een uitsluitend recht om teeltmateriaal van dat ras voort te brengen, in het verkeer te brengen en verder te verhandelen. Een ‘ras’ is een homogene groep planten die zich door zijn eigenschappen onderscheidt van elke andere plantengroep, en die geschikt is om onveranderd te worden vermeerderd. In de praktijk gebruikt men voor de term ‘ras’ ook wel ‘cultivar’, ‘soort’ (verg. het Duitse Sorte) of ‘variëteit’ (verg. het Engelse variety en het Franse variété).

Kernbegrippen

Bij de verlening van een kwekersrecht worden nadere eisen gesteld aan de mate van onderscheidbaarheid (individualiteit), homogeniteit;en bestendigheid (het ras moet ook na opeenvolgende teelt “hetzelfde” blijven) van het betreffende ras (de materiële eisen).

Deze criteria hebben betrekking om de kwaliteit van het ras. Naar de Engelse afkortingen (zie hiernaast) wordt ook el van de DUS-vereisten gesproken.

En het moet dus gaan om een nieuw ras. Dit is een vierde criterium. Nieuwheid in het kwekersrecht is “relatieve” nieuwheid, en is dus minder “absoluut” dan in het octrooirecht.

Begrippen in het kort

Naam
De naam die de kweker aan het ras wenst te geven.

Individualiteit/onderscheidbaarheid
Ofwel ‘distinction’ (art. 49 ZPW 2005)

Homogeniteit
Ofwel ‘uniformity’ (art. 49 ZPW 2005)

Bestendigheid
Ofwel ‘stability’ (art. 49 ZPW 2005)

Nieuwheid
Ofwel relatieve nieuwheid (art. 49 ROW 2005)

In het kwekersrecht wordt de begrenzing van een plantengroep bepaald door de land- of tuinbouwpraktijk (en niet door de systematische botanie); denk aan tarwe, aardappel, kool en populier. Een ras is (landbouwtechnisch gesproken) een zelfstandige eenheid van een groep planten binnen een soort, zoals tarwe en aardappel. Om een voorbeeld te geven, Bintje en Eigenheimer zijn rassen van het gewas aardappel.