Hoe beslist de rechter?

Of er sprake is van inbreuk wordt in een concreet geval door de rechter vastgesteld. Hij (of zij) beslist in de praktijk in welke mate iets op elkaar lijkt, en of dat ‘teveel’ is of niet.

In 2008 is er een klein veldonderzoek gedaan naar wat IE-rechters belangrijk vinden in een procedure en hoe zij tot hun beslissing komen.

Veldonderzoek

Dirk Visser voerde in 2008 een onderzoek uit naar hoe rechters Beslissen in IE-zaken, verslag van een veldonderzoek (NJB 2008, p. 1918-1926).

IE-zaken worden veelal beslist in kort geding, waarna vaak niet verder wordt geprocedeerd.

De onderzoeker heeft begin 2008 met zeventien ervaren rechters uit de kortgedingpraktijk gesprekken gevoerd van ongeveer anderhalf uur, waarbij voorafgaand een aantal teksfragmenten zijn gestuurd. Zie hier het theoretisch kader.

Enkele citaten uit het onderzoek (p. 1925)

‘Uit verschillende uitspraken van rechters blijkt de manier waarop zij soms tegen IE-inbreukzaken aan kijken:

  • ‘We gaan ‘t namaken, maar we gaan ‘t hier en daar veranderen om de rechter zand in de ogen te strooien.’
  • Eerste indruk (die vaak blijft): ‘is de inbreukmaker nu helemaal gek?’ of: (over de eiser) ‘wat een zeur zeg!’
  • Waarom doe je dat nou net?’
  • ‘Kom eens met wat beters!’
  • ‘Had je niet zelf iets anders kunnen verzinnen?’
  • ‘Als het lijkt, is het meestal geen toeval.’’