Test Databankrechten 7/10

Soms is gebruik van de databank van een ander toegestaan. Wanneer is dat bijvoorbeeld het geval? Wanneer mag je dus datgene doen waarvoor de databankrechthebbende nu juist een databanken heeft?

Inderdaad. Het is toegestaan om de inhoud van niet-elektronische databanken (tijdschriftjaargangen, microfiches, fotoverzamelingen e.d.). op te vragen voor privé-doeleinden. Dat staat in artikel 5 DW.

Inderdaad. Toegestaan is het opvragen ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek; het moet daarbij gaan om niet-commerciële activiteiten en de bron moet worden vermeld. Dat staat in artikel 5 DW.

Inderdaad. Toegestaan is opvragen of hergebruiken toegestaan voor de openbare veiligheid of in het kader van een administratieve of rechterlijke procedure. Dat staat in artikel 5 DW.

Inderdaad. Dan is er geen inbreuk. Het zou kunnen zijn dat je inbreuk maakt op “de verzameling”, d.w.z. op de structuur van de databank van een ander. Maar “opzet en inhoud” zijn op zich vrij. Beschermd wordt een substantiële investering, en als je die zelfstandig doet, dan wordt die ook zelfstandig beschermd als jouw databankenrecht. En is er in beginsel geen inbreuk. Het databankenrecht verschilt op dit punt van het auteursrecht, waar zoiets wel inbreuk zou zijn.

Nee. En echt onzin! Dit heet ook wel “Het fabeltje van de 7 verschillen”. Ooit door iemand in de auteursrecht praktijk verzonnen, maar echt niet waar. Het gaat bij de beoordeling om de wettelijke criteria. Het aantal verschillen in een databank doet niet terzake! Al brengt je twintig verschillen aan, dan nog kan er sprake zijn van een inbreuk. Namelijk: als je de structuur van een databank overneemt. Aan de andere kant: ook slechts één verschil kan meebrengen dat er geen sprake is van inbreuk. Bij de vraag of een gelijkende (structuur van een) databank een inbreuk vormt op een eerdere structuur, hangt uiteindelijk af van de totaalindruk van beide verzamelingen.