Inbreuk in de praktijk (par. 1.2.6)

De vraag wanneer er inbreuk is op een IE-recht wordt ook wel de vraag naar de beschermingsomvang van dat IE-recht genoemd. Elk IE-recht heeft zijn eigen inbreukcriterium, en een eigen beschermingsomvang. Het inbreukcriterium staat in de betreffende IE-wet. De rechter past dat criterium in een concreet geval toe, en stelt in een concreet geval dus de beschermingsomvang van een IE-recht vast.

De beschermingsomvang van een IE-recht wordt bepaald door drie factoren: het wettelijk inbreukcriterium, de wettelijke beperkingen, en de uitleg van dit alles door de rechter.

Dat gebeurde bijvoorbeeld in het geding tussen Unilever en Albert Heijn over de vraag of een aantal producten van Albert Heijn niet ‘te dicht bij’ vergelijkbare producten van Unilever kwam. Je ziet een weergave van dit geding op de kaft van het boek Van idee naar IE. Het typeert een typische klassieke IE- inbreuk. Er zijn meestal grote commerciële belangen in hetspel. Eiser en gedaagde zijn vaak concurrenten. In het IE-recht wordt betrekkelijk vaak gepleit. IE-advocaten zijn duur betaalde specialisten. De rechtszaal staat vaak helemaal vol met ‘originele’ en ‘vermeend inbreukmakende’ producten. het IE-recht kent een volledige proceskostenveroordeling. Dat maakt procederen zowel riskant als aantrekkelijk.

Voor inbreuk bestaan weliswaar juridische criteria, maar de rechter heeft toch veelal weinig houvast bij zijn of haar beoordeling. Erg wetenschappelijk wordt inbreuk niet vastgesteld. Het oneerbiedige verhaal gaat dat een rechter die over een IE-inbreuk moet oordelen de avond voor de zitting aan zijn of haar partner thuis vraagt wat die van een object, een situatie of een gelijkenis vindt.

Feit is dat IE- deskundigen de uitkomsten van veel IE- inbreukzaken slecht kunnen voorspellen. Feit is ook dat rechters in verschillende landen in eenzelfde inbreukzaak vaak tot tegengestelde uitspraken komen. Dat geldt zowel auteursrecht-inbreuk, octrooi- inbreuk als merk-inbreuk.